Chrysler en General Motors krijgen tóch overheidssteun. Bush maakt vandaag bekend dat de twee fabrikanten een voorlopige overheidslening krijgen van 17,4 miljard dollar. Ford zingt het nog even op eigen kracht uit.

Bush rukt de grote pot van 700 miljard dollar aan, die eigenlijk is bedoeld om de financiële instellingen te helpen, om de autofabrikanten voorlopig van de ondergang te redden. Een eerder noodplan strandde in het congres. Het Witte Huis grijpt nu eigenhandig in: “Ik zou willen dat dit niet nodig is maar gezien de situatie is dit het meest verantwoord”, aldus president Bush.

De president geeft aan dat het failliet laten gaan van de bedrijven geen optie is. De financiële crisis zal heviger worden en langer aanhouden als een van de autobouwers omvalt. Bovendien worden consumenten huiverig om auto’s te kopen van een merk dat binnen een aantal maanden wellicht niet meer bestaat. Daarnaast wil Bush zijn opvolger Obama niet met een paar miljoen extra werklozen opschepen.

Uiteraard stelt de overheid wel een paar strenge voorwaarden. General Motors en Chrysler moeten voor 31 maart aantonen dat ze financieel levensvatbaar zijn, anders eist de overheid de lening meteen terug. Ook moeten de topmannen een flink deel van hun salaris en bijzaken, zoals privéjets, inleveren.

De twee autofabrikanten ontvangen nu 13,4 miljard dollar, in februari volgt nog eens vier miljard als dat nodig is. Ford geeft aan de hulp nog even niet nodig te hebben, het bedrijf verwacht met de verkoop van Volvo genoeg financiële ademruimte te krijgen. En zo kunnen de 2,5 miljoen medewerkers van de Amerikaanse autofabrikanten toch nog met een gerust gevoel de kerstdagen beginnen.