De benzine kost er slechts een paar cent en er zit genoeg olie in de grond voor de komende decennia. Venezuela lijkt een paradijs maar het land is in grote problemen geraakt door de hevig gedaalde olieprijs.

Venezuela is een van de grootste olieproducerende landen ter wereld en voor een groot deel afhankelijk van de inkomsten van het ‘zwarte goud’. Op dit moment is de prijs van een vat olie slechts 31 dollar, in juli vorig jaar was dat nog 116 dollar. Bijna vier keer zoveel dus.

Venezolanen vinden het heel normaal om maar drie eurocent te betalen voor een liter benzine, de olie is immers een product uit eigen land. Toch zal de regering brandstofbelasting moeten heffen om de teruggelopen inkomsten te compenseren. Eind jaren tachtig leidde eenzelfde besluit tot hevige rellen met honderden doden.

Volgens een artikel van Inter Press Service is het verschil tussen reële en werkelijke inkomsten uit brandstofbelasting in Venezuela zo’n 19 miljard euro. Het verhogen van de brandstofprijs kan ook een einde maken aan de smokkel van brandstof naar buurlanden, die op grote schaal plaatsvindt. Benzinestations bij de grenzen worden zwaar bewaakt door soldaten.

Alleen de rijke Venezolanen profiteren van de lage brandstofprijs, het ‘gewone’ volk kan geen auto betalen en reist te voet of met het openbaar vervoer. Als de huidige lage vraag naar olie blijft aanhouden moet de regering door de zure appel heen bijten en de belastingen verhogen. Andere opties zijn er niet, behalve het devalueren van de munt Bolivar. Of het verhogen van de algemene belastingen maar dat zal de arme bevolking de das omdoen.