Tanken

De NOS trapt graag een open deur in. Uit gegevens van tankpasorganisatie Travelcard blijkt namelijk dat auto’s veel onzuiniger zijn dan de fabriek opgeeft. Dat is geen nieuws, het is al jaren zo. Maar hoe komt dat eigenlijk?

Het praktijkverbruik en daarmee de CO2-uitstoot liggen in de praktijk veel hoger dan in de papieren van de auto staat vermeld. Dat is iets waar we met autotests steeds weer tegenaan lopen en je kan er dan ook vanuit gaan dat je de fabrieksopgave van een auto niet gaat halen in de praktijk, hooguit benader je de opgegeven waarden - als je met een fluwelen voetje rijdt.

Hoe komt dat? Auto’s worden volgens een vaste Europese norm getest op de rollenbank, waarbij snelwegen, binnenwegen en stadsritjes worden nagebootst en daarbij wordt rustig 'geaccelereerd'. De praktijk is anders: vele factoren als weg- en weersomstandigheden en vooral rijstijl bepalen het verbruik.

Er wordt al jaren gepleit voor een meer realistische meetcyclus

Een fabrieksopgave is alleen haalbaar als je onnatuurlijk langzaam gaat rijden. Net als dat je de acceleratiecijfers (het bekende 0 tot 100 km/u-sprintje) alleen kunt evenaren als je de auto maximaal belast. Voor beide geldt: dat gebeurt in de praktijk niet. Er wordt al jaren gepleit – onder andere door overheden – voor een meer realistische meetcyclus. Vraag is dan natuurlijk: waar bestaat die uit?

Het voordeel van de huidige methode is in ieder geval dat alle auto’s met elkaar te vergelijken zijn, ook al weet je dat de cijfers niet helemaal realistisch zijn. Uit de gegevens die de NOS gebruikt blijkt overigens wel dat de afwijking voor zuinige modellen – die fiscaal voordeel genieten – het grootst is, tot wel 50 procent. Ook dit is te verklaren. De techniek is zo ontworpen dat deze de minimale score haalt bij de officiële verbruikstest. Bovendien zijn dergelijke modellen soms minder krachtig, waardoor de bestuurder de motor vaker zwaarder belast – met een hoger brandstofverbruik tot gevolg.