Oliemaatschappij Shell heeft een conceptcar gepresenteerd. Deze demonstreert hoe enorm veel energiebesparing er nog mogelijk is bij het bouwen, gebruiken en afvoeren van een auto. Een van de belangrijkste voorwaarden: intensieve samenwerking tijdens de ontwikkeling.

De naamloze conceptcar die Shell gisteren heeft onthuld is gebaseerd op de T.25-stadsauto (en diens afgeleide T.27), maar in plaats van elektrisch aangedreven is het een benzineauto. De compacte driezitter is door een onafhankelijk testbureau vergeleken met andere populaire stadsauto's, onder dezelfde omstandigheden. Gedurende de gehele levenscyclus van de auto levert de Shell-conceptcar 34 procent primaire energiebesparing op (de stroom die nodig is voor productie, rijden en afvoeren). Ten opzichte van een SUV is dat liefst 69 procent.

Gebruikmaken van de beste technologieën, inclusief geavanceerde oliewetenschap, heeft potentieel een sterke impact op energieverbruik en CO2-uitstoot 

Opmerkelijk is dat de intensieve samenwerking tijdens de ontwikkeling ('co-engineering') een van de sleutels tot succes blijkt. Zo heeft Shell speciaal voor deze auto een motorolie ontwikkeld gericht op het minimaliseren van de frictie. Uit de bekende NEDC-test blijkt dat Shells bijdrage een reductie in CO2-uitstoot oplevert van 28 procent; tegenover een hybride auto is dat 32 procent. 

Een derde partner, technisch consultancybureau Geo Technology, had de motor zelf al onder de loep genoemen om alle componenten die frictie kunnen veroorzaken te verwijderen of herontwerpen. Gordon Murray Design concentreerde zich op stroomlijning en downsizing van het wagentje, plus het gebruik van lichtgewicht materialen die toch crashbestendig zijn. Zo is in de conceptcar hergebruikt koolstofvezel toegepast. Het concept zelf kan trouwens bijna volledig gerecycled worden.