Om de zoveel tijd zet museum Autoworld een specifieke groep auto's in schijnwerpers. Dit najaar zijn dat de micro- en bubblecars uit de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw. 

De meest compacte auto's op onze wegen zijn die van het A-segment, bijvoorbeeld de Opel Karl, Volkswagen Up!, Kia Picanto of Suzuki Alto. Er bestaat echter een nog kleinere categorie: de microcars, bij ons brommobielen genoemd en soms gebruikt als invalidenwagentjes.

Open galerij

BMW Isetta 250

De microcars zijn vaak niet langer dan 3 meter en bieden alleen een zitplaats aan de bestuurder en eventueel nog een passagier. Vooral de oudere exemplaren hebben slechts drie wielen, waarvan er een door een motortje van maximaal 500 cc wordt aangedreven. In de meeste landen is een rijbewijs niet nodig. Bovendien zijn er vaak voordelen verbonden aan het rijden in een microcar: de belastingen en verzekeringspremies zijn lager en er kan soms gratis worden geparkeerd.

Dat maakt deze karretjes vooral populair in tijden van economische crisis. Zo ook in de naoorlogse jaren van de vorige eeuw, toen de Suez-crisis (1956) bovendien een tekort aan 'petroleum' veroorzaakte. De microcars uit de jaren '50 en '60 worden ook wel 'bubble cars' genoemd, naar hun zeepbelvorm. Het zijn vooral deze microcars die dit najaar bij museum Autoworld in de schijnwerpers staan. 

Bekende bubble- en microcars

De naoorlogse bubblecars werden gemodelleerd naar het voorbeeld van de Messerschmidt 'Kabinenroller' (cabine scooter) KR200. Dit coupéetje uit 1955 verscheen ook in open vorm. De meeste fabrikanten waren in het begin trouwens in Duitsland gevestigd. Onder meer de Heinkel Cabine, de Fuldamobil en de in licentie gebouwde BMW Isetta kwamen er vandaan. Verder was Frankrijk een grote producent. 

Open galerij

Peel P50

Het land waar de populariteit grote vormen aannam was echter Engeland. Ook hier werden autobouwers actief, met onder meer de Peel P50, Bond 875, Meadows Frisky en Scootacar. Ironisch genoeg was ook een Engelse autofabrikant verantwoordelijk voor het einde van de bubblecar rage, toen Austin in 1959 de Mini introduceerde. In een tijd dat de inkomens stegen legden de microcars het af tegen deze betaalbare 'A-segmenter', met plaats voor vier personen en een veel groter bereik.

Heden zijn microcars als automobiel eigenlijk vooral in Japan nog populair. De 'kei cars' aldaar hebben inmiddels motoren tot 660 cc inhoud en mogen gewoon de autoweg op. Ze zijn vaak groot genoeg voor vier personen. De Autoworld tentoonstelling zal ook aandacht besteden aan de populaire, compacte volksauto's die uit de bubblecar-periode zijn voortgekomen.