Veiligheid boven alles. Dat moet het devies geweest zijn van de Tweede Kamer in de discussie over de frequentie van de APK. De uitkomst is dan ook niet verrassend: (bijna) alles blijft bij het oude.


De Tweede Kamer heeft de APK geëvalueerd en besloten om de huidige regels te handhaven. Dat betekent dus dat autos van drie jaar oud voor de eerste keer gekeurd moeten worden en daarna ieder jaar een herkeuring moeten ondergaan. De APK stond al geruime tijd ter discussie. Met name de ANWB, die een onderzoek uitvoerde naar de kwaliteit van de APK en de eerlijkheid waarmee autobedrijven hun klanten behandelen, stelde dat de frequentie teruggebracht kon worden naar het Europese niveau van 4-1-1. Als reden droeg de belangenorganisatie aan dat de APK de consument teveel geld kost en dat de bijdrage aan de verkeersveiligheid niet meer dan 0,5 procent is.


Niet gevoelig

De Tweede Kamer was echter niet gevoelig voor deze argumenten. Het risico dat mensen kosten willen besparen en hun onderhoud gaan uitstellen omdat de auto later gekeurd moet worden, willen de kamerleden absoluut voorkomen. Daarmee zou immers toch weer de verkeersveiligheid in het gedrang komen. Waar het de eerlijkheid van de autobedrijven betreft bij het uitvoeren van een beurt en de APK naar de consument, zei minister Peijs dat het ministerie van V&W zich zal mengen in de gesprekken die daarover gaande zijn.


Geen keuringsplicht

Wel is er besloten om de frequentie voor autos ouder dan dertig jaar terug te brengen naar een tweejaarlijkse keuring. Voor autos van vóór 1960 vervalt de keuringsplicht totaal. Peijs vindt dat dat kan omdat het aantal afkeuringen in deze categorie door het goede onderhoud te verwaarlozen is, én het keuren van deze voertuigen organisatorische problemen met zich meebrengt vanwege de benodigde specifieke kennis van deze voertuigen.