Minister Eurlings van Verkeer grijpt in bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Een extern onderzoek pleit het CBR weliswaar grotendeels vrij van beschuldigingen maar stelt dat het bureau nog steeds faalt bij de invordering van rijbewijzen.

De Ondernemingsraad van het CBR uitte in februari ferme beschuldigingen. Zo beweerde de raad dat zeker duizend mensen wiens rijbewijs ingenomen had moeten worden, nog steeds konden rondrijden. Het ging vooral om personen die met te veel alcohol op achter het stuur waren gekropen. Daarnaast beschuldigde de OR het CBR van het kwijtraken van medische dossiers en het onterecht afgeven van verklaringen van fysieke geschiktheid tot autorijden.

Extern onderzoek door Ernst & Young stelt nu dat vier van de vijf beweringen van de OR ongegrond zijn. Het CBR heeft volgens Eurlings op deze terreinen al maatregelen genomen die de minister ‘passend en afdoende’ vindt. Er is een reorganisatie gaande. De vijfde bewering echter blijkt gegrond: In 2008 heeft het CBR twaalf maal nagelaten om een rijbewijs in te vorderen en 250 opdrachten om de rijgeschiktheid van automobilisten te onderzoeken niet uitgevoerd. In al deze gevallen was het rijbewijs geschorst omdat eerst een geschiktheidsonderzoek moest plaatsvinden of een Educatieve Maatregel was opgelegd.

Omdat het gaat om automobilisten die een mogelijk risico vormen voor de verkeersveiligheid, acht Eurlings dit onaanvaardbaar: “Dit is een heel ernstige zaak die indruist tegen het beleid om verkeershufters aan te pakken.” De minister verscherpt het toezicht op de Raad van Toezicht van het CBR en heeft de directie een zogenaamde aanwijzing gegeven. Deze verplicht het bureau om de invorderingsprocedures van rijbewijzen te waarborgen, om afgiften van verklaringen van geschiktheid tijdig af te ronden en om het ministerie vaker en vollediger te informeren. De CBR-directeur die verantwoordelijk is voor de inname van rijbewijzen legt zijn functie neer.