De herfst is officieel begonnen en een paar warme nazomerdagen daargelaten, lijkt ook het klimaat zich dat te realiseren. Slagregens, harde wind en af en toe flinke kou – echt najaarsweer. Niet echt de tijd van het jaar waarin de gemiddelde automobilist zichzelf een auto zonder dak toewenst. Toch zouden dat soort gevoelens je niet moeten tegenhouden, wat Renault betreft. Met de prachtige slogan “soms een coupé, altijd een cabriolet” prijst het Franse merk de Mégane Coupé-Cabriolet aan. De boodschap: mocht je even geen cabriolet kunnen gebruiken, dan hou je nog altijd een coupé over. Wat daar van waar is, zoeken we uit.

Een coupé-cabriolet, of kortweg CC, ontwerpen is geen sinecure. Dat komt voor een groot deel omdat de ontwerper niet met een schone lei kan beginnen. De meeste CC’s zijn gebaseerd op een bestaand volumemodel en de Mégane uit deze test is daar geen uitzondering op. De vijfdeurs hatchback, de driedeurs coupé en de Estate-versie gingen de CC voor.

De ontwerper is gebonden aan de bestaande voorkant maar ook het dak en de achterkant kennen de nodige ontwerpbeperkingen. Het dak moet aan allerhande technische voorwaarden voldoen om te kunnen wegklappen, terwijl het tegelijkertijd ook nog in de bagageruimte moet passen. Al te elegante ontwerpen of een niet al te dikke derrière worden daarmee uitgesloten.

De vraag of de onfortuinlijke ontwerper met deze taak in zijn opdracht geslaagd is roept redelijk wat discussie op. Sommigen vinden het ontwerp saai en massief, anderen vinden het ontwerp geslaagd en roemen de eenvoudige lijnvoering. Ik voel me meer thuis in het eerste kamp, vooral door het ontbreken van de samenhang die het ontwerp van de coupé (de echte) wel compleet maakt.

Met open dak blijft 211 liter bergruimte over. Wie toch meer spullen kwijt wil heeft de beschikking over een met leder beklede bagageruimte, ook wel bekend als de achterbank

Glazen dak

Het interieur van de coupé-cabriolet is grotendeels hetzelfde als van de versies zonder beweegbaar dak. Dat is zeker geen nadeel. Het dashboard is gemaakt van prima materialen en goed afgewerkt. Boven de fraaie inleglijsten - die voor een wat chiquere sfeer zorgen - zijn ‘softtouch’ kunststoffen gebruikt. De bediening van de functies vraagt in eerste instantie wat gewenning maar uiteindelijk werkt alles intuïtief.

De optionele lederen stoelen verdienen een compliment. Het donkere leer met de witte stiksels ziet er prachtig uit en geeft een chique uitstraling aan het interieur. Ze zien er niet alleen mooi uit, ze zitten ook fijn en ondersteunen het lichaam goed. Een absolute aanrader, ook al is het hele leerpakket stevig aan de prijs.

Het glazen dak, standaard op elke uitvoering, past goed bij de sfeer die Renault probeert te creëren. Het zorgt voor veel licht in het interieur, ook als het dak gesloten is.

Onderlinge solidariteit

Het nadeel van een stalen klapdak is dat het veel ruimte inneemt bij het opvouwen. Dat heeft gevolgen voor de bagageruimte. De normale, vijfdeurs Mégane biedt 372 liter laadruimte, de CC biedt in gesloten toestand zelfs 45 liter meer. Wil je met het dak open rijden dan blijft daar nog 211 liter van over. Niet erg veel, maar in vergelijking met de concurrentie is het gemiddeld.

Wie toch nog meer bagage kwijt wil heeft nog altijd een met leder beklede bagageruimte, ook wel bekend als achterbank, tot z’n beschikking. Daar zal toch zelden iemand zitten. Met gesloten kap hebben je passagiers weinig hoofdruimte en met geopend dak blijft de gebrekkige beenruimte hinderlijk. Alleen met grote onderlinge solidariteit en een kleine bestuurder is het werkelijk een auto voor vier personen. Dat is voor een CC overigens geen zwaarwegend nadeel. Met twee personen kun je gewoon het beste van de Mégane CC genieten.

Het glazen dak zorgt voor veel licht in het interieur, ook als het dak gesloten is

Onbedoelde opwinding

De 1.4 TCe-motor in de testauto is de ideale om optimaal van de CC te genieten. Door de turbo is de kleine motor toch enorm soepel en bijna als een diesel te rijden. Een klein turbogat is voelbaar, maar vanaf 1.500 tpm accelereert hij makkelijk. Echt snel is ‘ie niet, maar dat is ook helemaal niet nodig. De auto moedigt aan tot rustig rijden, dat past het beste bij zijn karakter. De versnellingsbak laat zich handzaam en soepel van verzet wisselen. Met de lichte, typisch Franse bediening van de pedalen en de ietwat gevoelloze besturing klopt het plaatje helemaal. Alleen het verassend gevoelige rempedaal zorgt in het begin voor wat onbedoelde opwinding.

Het onderstel doet geen enkele poging daar verandering in te brengen. Een agressieve rijstijl is geen probleem, maar de CC is meer in zijn element bij rustig toeren. Oneffenheden worden goed weggewerkt en de rust aan boord wordt zoveel mogelijk bewaard. Een erg spannende auto is de CC daarmee niet. Zelfs de cruise control is zo geprogrammeerd dat er niets wilds gebeurd, want hij reageert ronduit traag. Dat geeft niets, het past bij het comfortabele concept.

Toch is Renault een klein beetje is doorgeslagen in het comfort-concept. Het ‘cabrio-gevoel’ ontbreekt namelijk. De voorruit is nogal bol en hoog en dat doet afbreuk aan het ‘wind door je haar’-gevoel. Er is maar weinig luchtwerveling in de auto. Dat is natuurlijk op zich een pluspunt, maar wie zonder dak wil rijden merkt dat doorgaans ook graag. Als je omhoog kijkt, kijk je tegen de voorruitstijl aan in plaats van naar de open lucht. Hierdoor voelt de Megáne CC niet altijd aan als een cabriolet.

Franse inborst

Eigenlijk is de Mégane CC altijd een coupé en soms een cabriolet. Dat is niet erg als dat het type comfort is waar je naar op zoek bent. De Franse inborst staat garant voor een soepele bediening en een bijpassend veercomfort. Het is geen sportieve coupé, hij heeft meer het karakter van een open boulevardcruiser. Zelfs met gesloten dak schijnt de zon nog naar binnen. Misschien heb je daar juist in de herfst wel het meeste plezier van.