Een budgetmerk dat zich de markt uitprijst met CO2-ongunstige motoren: dat kan natuurlijk niet. De Dacia Duster is wat je noemt een ‘lowbudget’-SUV maar als andere autofabrikanten goedkopere compacte SUV’s aanbieden, dan gaat er iets mis. Met een CO2-vriendelijkere turbogeblazen viercilinder die de atmosferische 1.6 vervangt, is de vanafprijs van de Duster met enkele duizenden euro’s gedaald naar 16.990 euro. Bovendien pakte Dacia ‘m voor deze facelift op meerdere fronten grondig aan. Voor deze test mag de vernieuwde Duster door het stof om zichzelf opnieuw bewijzen.

Met ongelakte bumpers en stalen wielen is de Dacia Duster een auto die gereden wordt door natuurbeheerders en de mannen en vrouwen van de weginspectie, die enkel aan de 895 euro kostende airconditioning voldoende luxe hebben. Het testmodel is de duurste Prestige (vanaf 19.490 euro), die er met z’n gave ‘Gris Olive’-lak, 16 inch lichtmetalen wielen, skidplates en opvallende (vernieuwde) dakrails goed uitziet! Dankzij de blinkende grille en opnieuw ingedeelde koplampen met donkere koplampbehuizing is de Duster zijn ‘blotebillengezicht’ kwijtgeraakt. De vernieuwingen zijn subtiel, maar zorgen voor een uitstekende upgrade van het model.

50 procent stiller

In 2010 reden we de Duster met de 1.6 16V en toen viel het motorlawaai in negatieve zin op. Met de nieuwe 1.2 TCe is dat probleem verholpen. Het motorgeluid blijft keurig op de achtergrond en met z’n handgeschakelde zesbak draait de viercilinderturbo een acceptabele 2.500 tpm bij 120 km/u. De 1.6 was nog echt een toerenblok met slechts vijf verzetten, de TCe doet zijn werk zoals het bij een moderne auto hoort. Ook zaken als windgeruis zijn niet op een vervelende manier aanwezig, volgens de woordvoerder van Dacia is de Duster zelfs 50 procent stiller geworden. Gezien de relatieve stilte aan boord  klinkt dat heel aannemelijk.

Dankzij de blinkende grille en vernieuwde koplampen is de Duster zijn ‘blotebillengezicht’ kwijtgeraakt.

De TCe levert meer vermogen dan de oude 1.6 16V. Met 123 pk en 205 Nm koppel is deze nieuwe benzinemotor een uitstekende instapper. Onderin is de TCe wat tam en lijkt er weinig fut in te zitten, maar voorbij de 2.000 tpm blijkt ‘ie toch erg smeuïg te zijn. Het gemiddelde verbruik van 1 op 12 is niet echt bijzonder maar nog altijd beter dan de 1 op 10 die de 1.6 neerzette.

Als een stroboscoop

Hoewel de Duster met z’n voorwielaandrijving (4x4 is enkel bij de diesel mogelijk) weinig terreinwaardige eigenschappen bezit, is het wel een auto waarmee je door de heide kán en wíl rijden. Er is voldoende bodemvrijheid en het ‘goedkope’ karakter van deze SUV nodigt uit om even een stuk ruig terrein te pakken, meer dan een kostbare SUV dat doet. De vering is bovendien lekker soepel, wat in het bos fijn is maar ook op ‘t asfalt. Tenminste, als je geen gekke dingen gaat doen want in bochten voelt de Duster zich niet thuis. Het tractiecontrolelampje knippert als een stroboscoop wanneer je in een bocht op het gas gaat, daarvoor hoef je niet eens te pushen. Het is misschien maar goed dat je de beschermengeltjes niet uit kunt zetten, want wielspin zou dan constant op de loer liggen. Gelukkig blijft de Duster wel zijn koers volgen, maar de grens van onderstuur ligt nooit ver weg. De stuurinrichting is voor de facelift aangepast en voelt nu stukken fijner aan. De Duster stuurt nog steeds vrij neutraal en niet met enorm veel gevoel, maar zeker niet slecht.

De test-Dacia Duster is de duurste Prestige-uitvoering

Dat de koets redelijk overhelt is met zo’n soepele vering geen verrassing, maar het gebrek aan zijdelingse steun van de voorstoelen is een heikel punt. Ze zijn niet alleen vrij beperkt verstelbaar, maar bovenal erg vlak. Voor een korte rit is dit niet heel storend maar tijdens een langere reis verlang je naar betere en comfortabele stoelen. Het stuurwiel is alleen in hoogte verstelbaar, wat ervoor zorgt dat de zitpositie niet optimaal is. Let wel: je zit op zich goed maar met de minpunten moet je wel rekening houden als je voor een goedkope SUV als de Duster gaat.

Innerlijke verandering

Toen de Duster op de markt kwam, had ‘ie een interieur dat geïnspireerd was op dat van de Logan. Dit was toentertijd al een gedateerd dashboard, dus heeft Dacia bij de facelift het binnenste vernieuwd. Het Duster-interieur heeft veel weg van dat van de nieuwe Sandero en dat is een positief punt. Je wordt er niet warm of koud van, maar alles zit waar je het verwacht en de materialen zijn ‘oké’. Er blijft wel snel modder en ander vuil zitten in het kunststof van de deurpanelen, al past dat wel weer bij z’n ‘boswachter’-look. Een auto als deze mag best vies worden. Twee missers: het touchscreen navigatiesysteem (standaard op de Prestige) is vrij laag geplaatst en de spiegelverstelling zit onder de handrem – niet heel handig.

Achterin is het prima uit te houden dankzij de riante hoofd- en beenruimte en het 475 liter grote bagageruim is uit breiden tot 1.636 liter, als je de achterbanken (zover mogelijk) plat legt. Dat doen ze bij Dacia toch wel erg goed, want auto’s als de Peugeot 2008 en Renault Captur bieden aanzienlijk minder (bagage)ruimte.

Het waard?

Leg je de prijslijsten van die twee compacte SUV’s naast die van de Duster, dan lijkt die laatste toch niet zo voordelig te zijn met een vanafprijs van bijna 17.000 euro. Maar dat is een vergelijking die niet helemaal eerlijk is, want qua afmetingen laat de Duster zich meer vergelijken met (duurdere) auto’s als de Suzuki SX4 S-Cross en Mitsubishi ASX. Ga je naar het totaalplaatje kijken, dan is de Duster best een goede auto. Toch kan hij niet tippen aan de hierboven genoemde concurrenten. Daarvoor mist de Duster een bepaalde mate van verfijning. Het goedkope karakter siert de sympathieke Duster, maar laat je ook beseffen dat de lagere prijs echt wel ergens vandaan komt. De belangrijkste verbeteringen zijn de een fijne, nieuwe motor en het wat minder suf ogende uiterlijk.