Aan de typeaanduiding zie je het niet af en aan de auto ook niet, maar de Toyota Verso heeft belangrijk nieuws te melden: dit is de eerste Toyota met een dieselmotor van BMW. Hoe dat bevalt lees je in deze test.

Het is met een klein persberichtje aangekondigd, maar het is echt waar: wat Toyota ‘1.6 D-4D-F’ noemt, is in werkelijkheid de motor zoals je die vindt in een BMW 116d. BMW en Toyota hebben in 2012 de handtekening gezet onder een samenwerking die moet leiden tot delen van kennis en technologie. Voor Toyota is het steeds minder interessant om zelf diesels te ontwikkelen: door de strengere emissienormen kost het meer om ze schoner te maken en de markt blijft beperkt tot Europa – en die markt krimpt.

De rol van de Verso 1.6 D-4D-F is waarschijnlijk die van proefkonijn: een manier voor Toyota om uit te vinden hoe deze truc uitpakt, zowel aan de productiekant als aan de verkoopkant. De 1.6 is ook niet het nieuwste dat BMW te bieden heeft. Toch heeft het merk er flink werk in gestoken. BMW levert namelijk alleen de motor; Toyota hangt er zelf een versnellingsbak en vliegwiel aan en ook appendages als de elektronica en het stop-startsysteem komen uit eigen keuken. Toyota doet niet geheimzinnig over de samenwerking: er is zelfs een ronkend persbericht over uitgebracht en diverse BMW-logootjes op en om de motor zijn gewoon blijven zitten. En waarom ook niet?

Zonder morren

Toyota biedt in Nederland alleen nog de eigen 2.0 D-4D als dieselalternatief aan. Die is op papier iets sterker, maar de 1.6 doet zijn werk ook zonder morren. Zes volwassenen in de auto zijn voor de BMW-diesel geen reden om sikkeneurig te doen en de vraag is dan ook of je die 2.0 nog wel nodig hebt. Het prijsgat is (mede door 10 gram verschil in CO2-emissie) behoorlijk groot: bijna vijfduizend euro in het voordeel van de 1.6. Het enige voordeel dat de tweeliter daar nog tegenover kan stellen is 200 kilo extra trekgewicht (achter de 1.6 mag een aanhanger van maximaal 1.300 kg).

De rol van de Verso 1.6 D-4D-F is waarschijnlijk die van proefkonijn.

De 1.6 voelt zich het prettigst bij een rustige rijstijl: hoge toeren beloont hij niet met voelbaar meer trekkracht. Toyota’s eigen zesversnellingsbak schakelt makkelijk en direct. De verhoudingen zijn niet altijd even gelukkig gekozen: in een woonwijk schakel je vaker terug naar de eerste versnelling dan gebruikelijk. De vierde, vijfde en zesde versnelling zijn allemaal overdrives, maar zitten onderling vrij dicht op elkaar. De zes bewijst pas zijn nut op de snelweg: dat blijkt ook wel als zelfs de schakelindicator bij 80 km/uur in de hoogste versnelling begint te bedelen om terug naar vijf te gaan…

Bad vibes

Jammer is dat Toyota het een beetje heeft laten liggen bij de isolatie tegen het dieselgeweld. Het geluid is prima gedempt, maar de trillingen zijn dat niet. Je voelt eigenlijk altijd wel een lichte vibratie onder het rijden: in het stuur, maar vooral in de versnellingspook. Dat laatste is met name merkbaar bij sterk afremmen op de motor of vlotter accelereren.

Wat ook nog aandacht verdient van Toyota zijn de remmen. Ze doen het wel, maar grijpen matig aan - alsof er helemaal geen rembekrachtiging op zit. De rest van de bediening is ook niet zo sprekend, met een vrij gevoelloze koppeling en dito besturing. Die doen wel wat je ervan verwacht en passen overigens prima in het plaatje van de Verso als gezinsauto. Het onderstel is van hetzelfde laken een pak, met weinig scherpte ten bate van extra comfort.

Wat fiscaal voordeel betreft valt de Toyota Verso volledig buiten de prijzen

Gewoon goed

Het interieur laat zich omschrijven als ‘gewoon goed’. De knoppen en schakelaars zijn allemaal van het soort dat Toyota al twintig jaar gebruikt. Geen gedoe met ‘tactile feedback’ of dat soort praat: je drukt erop en er gaat een raam open of een achterruitverwarming aan. Strikt voor de extra voertuiginformatie is het ‘Toyota Touch’ aanraakscherm niet nodig, er zit al een uitgebreide boordcomputer in de tellerunit die vanaf het stuur te bedienen is.

Ondanks dat de verstelmogelijkheden niet optimaal zijn - beperkte uitslag van de stuurverstelling en een rugleuning die niet traploos verstelbaar is - kun je in de Toyota een goede zitpositie vinden. De stoelen bieden redelijk wat steun, al is het merkwaardig dat je in een ‘Business’-uitvoering een lendensteun moet ontberen. Passagiers op de tweede zitrij moeten het doen met harde en vlakke stoelen. Wel is de hoek van de rugleuning te verstellen en kun je de stoelen naar voren en naar achteren schuiven.

De knoppen en schakelaars zijn allemaal van het soort dat Toyota al twintig jaar gebruikt.

Vlakke laadvloer

Dat je achterin van die vlakke leuningen en zittingen hebt, is de prijs die je betaalt voor iets dat dan weer een pluspunt is: een vlakke laadvloer. Het werkt nog net zo als in de Corolla Verso van 10 jaar geleden: gooi de leuning plat en de stoel doet de rest. Stoel zes en zeven leg je plat met een treklus, mits je de stoelen op de tweede zitrij ver genoeg rechtop of naar voren hebt staan. Bestel je de Verso als vijfpersoons auto, dan komt er letterlijk een bak ruimte vrij waar je allemaal extra spullen in kwijt kunt. Het scheelt je bovendien 600 euro, want dat kost de zevenpersoons Verso extra.

Geen lage bijtelling

De Business-uitvoering is de duurste van drie uitrustingsniveaus die Toyota voor de Verso 1.6 D-4D aanbiedt. Prijzen beginnen net onder de 30.000 euro, voor de Comfort-versie die je alleen met vijf stoelen kunt krijgen. De uitrusting van de Business is zo goed als compleet. De enige merkwaardige afwezige is een set parkeersensoren, die op zich heel fijn zouden zijn in de niet bijster overzichtelijke Verso - al compenseert de standaard achteruitrijcamera het gemis weer iets. Zo’n beetje alle extra’s worden overigens door de dealer geleverd en vallen dus buiten de bijtelling.

En met die bijtelling komt automatisch een minpunt van de Verso aan het licht: met zijn CO2-emissie van 119 g/km valt hij wat fiscaal voordeel betreft compleet buiten de prijzen. Auto’s als de Citroën C4 Grand Picasso, Opel Zafira en Renault Grand Scénic bieden de combinatie van zeven stoelen en 20 procent bijtelling nadrukkelijk wel, en deze zijn niet duurder (soms zelfs goedkoper) in aanschaf dan de Toyota. Voor een particulier loont de dieselversie pas (ten opzichte van de 1.8 benzine) bij minstens 30.000 kilometer per jaar. En als je dan toch je eigen geld moet stukslaan op een auto, dan komen ook alternatieven als de veel goedkopere Kia Carens in beeld.

Plezierig

Zo bezien zal de Toyota Verso 1.6 D-4D-F het in Nederland niet makkelijk krijgen. De prijs is stevig, en aan de combinatie met de BMW-dieselmotor heeft Toyota nog wat fijnafstemming te verrichten, vooral als het gaat om het uitbannen van trillingen in het interieur. Jammer, want met de Verso zelf is niet zoveel mis. Hij is allesbehalve spannend, vernieuwend of verfijnd en kom ook niet aan met verwachtingen als hoogwaardig aanvoelende kunststoffen in het interieur, of moderniteiten als een verkeersbordenlezer of adaptieve cruise control. Maar heel eerlijk, na een weekje Verso heb ik al die dingen geen moment gemist.