Wie geen Countryman of Clubman wil, zat bij Mini altijd vast aan een tweedeurs model. Dat is niet bijzonder handig met in- en uitstappen voor eventuele achterpassagiers. Daar brengt Mini nu verandering in met een 16 cm langere vijfdeurs variant van ‘het origineel’. Met een grotere wielbasis voor extra beenruimte achter en een ruimere bagageruimte is deze Mini een stuk praktischer. Tegelijkertijd is dit een mooie gelegenheid om een nog niet eerder gereden variant te testen: de snelle Cooper S. Biedt deze Mini vijfdeurs nu plezier voor vier?

De toevoeging van twee extra deuren lijkt heel makkelijk, maar voor de ontwerpers zal het nog een hele uitdaging zijn geweest. Aan de ene kant moesten de proporties en herkenbaarheid van het origineel behouden blijven, maar de wielbasis en binnenruimte groeien. Vanuit sommige hoeken heeft de Mini vijfdeurs een nogal dik achterwerk, met name van opzij en schuin van voren gezien ‘klopt’ het ontwerp niet helemaal. Alsof het dak per se eerder moest ophouden dan de achterbak. Het doet me een beetje denken aan het mini-achterwerk van de Mazda 121 ‘bolhoed’. Geen complimenteuze associatie, maar vanuit alle andere hoeken is de transformatie wat mij betreft wel geslaagd. Toch lijkt er nog ruimte over voor een nieuwe vijfdeurs Mini-stationcar, die weer Clubman gaat heten.

Klein maar fijn

Voor de verandering beginnen we deze test niet met voor- maar juist achterin plaats te nemen. Natuurlijk is de instap makkelijker door de aanwezigheid van achterdeuren, maar besef wel dat de deuropening relatief smal is. Voor kinderen geen punt, maar lange personen zullen het nog steeds als vrij krap ervaren. De 72 mm langere wielbasis komt gelukkig volledig ten goede aan de beenruimte voor de achterpassagiers, die daarmee groeit van krap naar acceptabel. Het is bijna spijtig dat er zo’n prachtig dubbel glazen dak op de testauto aanwezig is, want die snoept de nodige hoofdruimte weg van de buitenste twee zitplaatsen. In het midden heb je ook niet de beste plek, maar in dit geval wel de meeste hoofdruimte. Drie niet al te brede (en lange) mensen kunnen het achterin wel prima uithouden. Klein maar fijn, zeg ik dan.

De fijnste en leukste plek om te zitten in een Mini is achter het stuur.

De bagageruimte groeide ook, zij het slechts in beperkte mate van 211 naar 278 liter. Dat is ongeveer net zoveel als een Volkswagen Polo heeft. Een handige feature is de op twee hoogtes instelbare laadvloer, waaronder nog bergruimte verborgen zit. Wanneer je de achterbank in twee ongelijke delen neerklapt, dan beschik je zelfs over maximaal 941 liter en kun je zowaar een kleine verhuizing doen.

Modieus aangekleed

Tijd om voorin plaats te nemen want de fijnste en leukste plek om te zitten in een Mini is achter het stuur. De testauto is zeer modieus aangekleed met chique, donkerbruine lederen bekleding waar een ruitjesmotief in geperforeerd is. De stoelwangen zijn van strookjes Alcantara en met mooie stiksels afgewerkt – werkelijk prachtig! Verder is het dashboard in de nieuwe generatie weer een niveau beter dan de vorige Mini’s, de afwerking is op BMW-niveau terwijl de geinige vormgeving en gimmicks zijn gebleven. Een leuk voorbeeld daarvan is de gekleurde ‘regenboog’-ring rondom het centrale multimediascherm. Helaas is die laatste enkel te bedienen met een centraal geplaatste knop die eigenlijk te laag en ver naar achteren is geplaatst. Daarom moet je altijd de middenarmsteun omhoog klappen om ‘m te bedienen en dan nog zit je er vaak nog met je elleboog tegenaan. Net zo jammer is dat de verstelling van de rugleuning bijna klem zit tussen de stoel en de B-stijl.

’s Nachts is er helemaal een speciale sfeer, met de (optioneel) instelbare kleuren van de interieurverlichting. Alles glimt je tegelijkertijd nog meer tegemoet. De karakteristieke tuimelschakelaars op dashboard en dak, de zwarte sierlijsten in de deuren, talrijke chromen details. Het tellerwerk beweegt mee met het stuurwiel voor een optimaal uitzicht. Zelfs een Head-up display wordt op een klein glaasje achter de voorruit geprojecteerd. Het moge duidelijk zijn dat de importeur flink los is gegaan op de omvangrijke lijst met opties, waardoor de standaard Cooper S automaat zomaar van 31.634 naar 45.653 euro’s gaat. Dat is even slikken…

Het lijkt alsof het dak van de Mini vijfdeurs per se eerder moest ophouden dan de achterbak.

Alles in één

Toch krijg je daar wel een hoop fun, comfort en snelheid voor terug. Deze Mini biedt een mooie combinatie van dat alles in deze uiterst rappe Cooper S. Wie bang is dat de automaat een deel van de rijplezier wegneemt: dat valt alles mee. Ik denk dat de 192 pk’s juist nog bruikbaarder zijn geworden, omdat je nooit verkeerd schakelt en toch met de peddels de controle kunt houden. Daarbij trakteert de enige benzine-Mini met vier cilinders je niet alleen op een geweldige acceleratie, maar ook op een lekker zware brom en geknetter uit de uitlaat tijdens het schakelen. Dat klinkt en voelt heel anders dan die guitig roffelende driecilinders uit de One en de Cooper.

De stopwatch laat een mooie verrassing zien, in slechts 6,6 seconden van 0 naar 100 km/u is nog 2 tienden sneller dan de fabriek belooft. Ja, deze Cooper S is écht goed rap en je zal er menig stoplichtsprintje mee winnen. De olie van de zestrapsautomaat moet wel even opwarmen voordat ‘ie vloeiend schakelt, want met koude motor is ‘ie niet helemaal schokvrij. Wie zich niet constant uit laat dagen kan nog betrekkelijk zuinig rijden ook. Het beste testverbruik was 1 op 16 maar als je lekker gaat ‘knallen’ dan stijgt dat net zo makkelijk naar 1 op 10. Een representatief gemiddelde zal daar tussenin zitten, ga dus uit van ongeveer 1 op 13.

Ik durf zelfs zo ver te gaan om deze Mini perfect voor lange afstanden te noemen.

Pure rijbeleving

De nieuwste generatie Mini is altijd voorzien van drie verschillende rijmodi: Green, Midi en Sport. Bij de testauto beïnvloeden deze standen een variëteit aan onderdelen: de gasrespons, schakelkarakteristiek, zwaarte van de besturing en zelfs de adaptieve demping passen zich aan op een respectievelijk zuinig, Mini-typisch en ‘Go-kart’-sportief rijgevoel. Zijn de verschillen bij een handgeschakelde Cooper nog subtiel, deze Cooper S automaat verandert werkelijk van karakter. In Sport word je op de puurste rijbeleving getrakteerd met een heerlijk straf onderstel en een behoorlijk zwaar stuurgevoel. Ondertussen hitsen het hoge toerental en de scherpe gasrespons je lekker op om gas te geven. Het ESP is gelukkig redelijk tolerant en in bochten geeft de Mini heel lekker z’n grenzen aan, die ver liggen. De motor kampt wel met een klein turbogat waardoor je iets vroeger op het gas moet  staan om stevig de bocht uit te accelereren. Al met al is het een heerlijk scheurijzer met voldoende power en stuurplezier om lekker los te gaan op verlaten, kronkelige dijkweggetjes.

In Green en Midi laat de Cooper S zich van een comfortabelere en rustigere kant zien. De motor is plotseling niet meer zo gejaagd en blijkt bij hele lage toerentallen ook al sterk genoeg. Het start/stop-systeem doet fanatiek z’n werk en het onderstel voelt wat vergevingsgezinder aan. Ik durf zelfs zo ver te gaan om deze Mini perfect voor lange afstanden te noemen, terwijl ik dat van vorige generaties Cooper S niet echt kon zeggen. De fijne stoelen, de automatische transmissie (497 euro) en Dynamic Damping Control (495 euro) zijn daar hoofdverantwoordelijk voor, met name die laatste twee zijn hun bescheiden meerprijs dubbel en dwars waard.

Veelzijdig karakter

Of je de nieuwe Mini vijfdeurs nu mooi of lelijk vindt, een meerwaarde aan de achterpassagiers biedt hij zeker. De vierpitter van de Cooper S onderscheidt zich duidelijk met een ander karakter van de One en Cooper, vooral qua motorgeluid en kracht is er een groot verschil. Voeg daar de automaat en adaptieve demping aan toe en het veelzijdige karakter van deze is testauto compleet. Van comfortabel vervoer tot een sportief scheurijzer, de Mini vijfdeurs verenigt rijplezier en ruimte voor vier.