Automobilisten gaan er financieel niet op achteruit als gevolg van de geleidelijke BPM-verlaging. Dat concludeert de Stuurgroep Kilometerprijzen Bedrijfsleven na een verkennende analyse van de financiële effecten van de BPM-afbouw.

In individuele gevallen kan de geleidelijke afbouw van de BPM leiden tot een voor- of nadeel voor de autobezitter. Dit is echter sterk afhankelijk van het aankoopgedrag.

Autobezitters die regelmatig hun auto inruilen voor een relatief jonge auto kunnen een klein voordeel halen uit de verlaging van de BPM. Mensen die juist relatief lang doorrijden met een auto die ouder dan zes jaar is, ondervinden een financieel nadeel. In het meest ongunstige geval gaat het daarbij om een nadeel van zo’n 225 euro per jaar als de BPM in negen jaar tijd tot nul wordt teruggebracht. Zowel nieuwe als gebruikte auto’s zullen goedkoper worden bij aanschaf van een andere auto.

In het kader van Anders Betalen voor Mobiliteit zou de BPM plaats moeten maken voor een kilometerprijs. Het kabinet heeft echter gekozen voor een vluchtheuvelvariant. Om de inkomsten op peil te houden wordt de BPM geleidelijk afgeschaft en de motorrijtuigenbelasting verhoogd. In tegenstelling tot wat in veel media is beweerd, draaien automobilisten niet tweemaal voor de kosten op, zegt de Stuurgroep Kilometerprijzen Bedrijfsleven. In de stuurgroep zijn onder meer RAI Vereniging, BOVAG, VNO-NCW en MKB-Nederland vertegenwoordigd.