In het huidige gamma van BMW kun je bijna tot tien tellen, want naast de reguliere oneven series krijgen de tweedeursmodellen tegenwoordig een even getal. De niet echt mooie 1 Serie Coupé maakt daarom plaats voor de 2 Serie, die er een stuk beter uitziet en memoreert aan de illustere BMW 2002 uit de jaren ‘70. Er zijn meer overeenkomsten dan je denkt, want 40 jaar geleden pionierde de klassieke tweedeurs sedan met turbotechniek in z’n lange neus. Tegenwoordig levert BMW niets anders meer dan turbomotoren en de 220i Coupé die ik hier test is met 184 pk de krachtige instapper.

Hoe moeten we de nieuwe 2 Serie qua formaat eigenlijk inschalen? Hij oogt compacter dan de 4,43 meter die hij in werkelijkheid lang is. 7 centimeter groeide hij, ten opzichte van de 1 Coupé. Daarmee is de 2 Serie even lang als de (E36) 3 Serie Coupé uit de jaren ’90. Het ontwerp van BMW’s compacte coupé doet daar niets voor onder, want de 2 Serie ziet eruit zoals een coupé hoort te zijn: met een mooie gestrekte neus en een serieuze kofferbak. Het passagierscompartiment is lekker laag gehouden, voor een gestroomlijnde uitstraling. Wat mij betreft is deze BMW twee keer zo mooi als de 1 Coupé die hij opvolgt.

Vertrouwenwekkend comfortabel

En rijdt de 2 Serie net zo goed als ‘ie eruit ziet? Zonder meer, maar de sportiviteit die het M-Pakket (2.817 euro) suggereert biedt de testauto niet – ondanks dat zo’n beetje elke optie die de rijdynamiek beïnvloedt op deze testauto zit. Zo heeft ‘ie Variable Sport Steering (213 euro), waarbij de stuuruitslag zich aanpast aan de gereden snelheid. Hierdoor kun je eigenlijk altijd met je handen op ‘kwart voor drie’ blijven sturen en hoef je op lage snelheid nooit te ‘hoepelen’. Helaas is de weerstand voor BMW-begrippen vrij licht, wat afbreuk doet aan het stuurgevoel. De directheid en stuurprecisie zijn daarentegen uitstekend, zoals je van een Beierse coupé mag verwachten.

De sportiviteit die het M-Pakket suggereert biedt de testauto niet.

De diverse rijstanden van Eco-Pro, Comfort, Sport en Sport+ veranderen niets aan de stuurinrichting, maar wel aan de gasrespons en schakelkarakteristiek. Op de testauto zit ook het 10 mm verlaagde ‘Adaptieve M-onderstel’ (812 euro), dat zich eveneens (subtiel) aanpast. In de sportstanden houdt ‘ie de koets net wat vlakker in bochten, maar het verschil is enkel op de limiet voelbaar. Ondanks alle M(otorsport)-opties ervaar je deze 2 Serie zelfs op z’n 18 inch lichtmetaal (640 euro) nog als een overwegend comfortabele reiscoupé. Een erg speels weggedrag heeft ‘ie evenmin, want net als de nieuwe 1 Serie is het onderstel zo afgestemd dat de auto in eerste instantie veilig over de voorwielen weg glijdt. Wil je ‘m echt aan de achterkant laten uitbreken (driften) dan heb je een gladde ondergrond of meer vermogen nodig. De brede sloffen bieden enorm veel grip in bochten dat levert vooral een vertrouwenwekkend rijgedrag op.

Rappe instapversie

De aandrijflijn van de 220i past goed in het hiervoor geschetste plaatje, hij presteert voorbeeldig maar de sensatie is niet bijzonder groot. De 184 pk sterke tweeliter turbomotor geeft geen sensationele duw, maar heeft juist een vrij lineair oplopende vermogensafgifte. Het is bijna alsof ‘ie een atmosferische motor heeft, hoewel het motorgeluid weinig inspirerend is. De viercilinder klinkt vrij rauw en als je ‘m doortrekt in toeren hoor je een hoogtonige snerp. Toch vormt het blok een fantastische combinatie met de achttraps automaat (1.168 euro), die naadloos schakelt en het toerental mooi laag houdt. Je kunt eventueel ook zelf schakelen middels de schakelpook of flippers achter het stuur, in de sport-standen voel je dan zelfs een schokje – dat wel erg kunstmatig voelt en van mij achterwege mag blijven.

De stoelen in de test-BMW 2 Serie zijn met koraalrood leder prachtig bekleed.

Met speels gemak klok ik de 220i in 7,5 tel vanuit stilstand naar 100 km/u, een halve tel trager dan beloofd maar nog altijd bijzonder rap voor een ‘instapversie’. Het is jammer dat de sensatie een beetje achterblijft op de droge cijfers, maar voor een heftig turbogat en een brullende motor moet je bij z’n geestelijk voorvader zijn: de 2002 Turbo. De huidige 2 biedt minder sensatie maar wel meer efficiency. Een lange snelwegrit in Eco-Pro resulteert in gemiddeld 1 op 14,5. Met een dynamischere rijstijl en gevarieerde trajecten is 1 op 12 realistischer, wat nog altijd keurig is.

Lust voor oog en oor

Het gematigde enthousiasme over de rijdynamiek wordt in deze testauto gecompenseerd door de vele comfortverhogende voorzieningen van deze High Executive-uitvoering (5.995 euro). Het begint al met de fantastische voorstoelen van het M-pakket. Die zijn met koraalrood leder en zwarte stiksels en biezen niet alleen prachtig bekleed (à 1.543 euro), ze zitten en ondersteunen ook bijzonder goed. Overigens kunnen niet al te lange passagiers ook achterin nog best aardig zitten, beter dan in de 1 Coupé. Wat verder erg handig en een unieke optie is voor dit type auto, is de in drie (40:20:40) delen neerklapbare achterbank (277 euro). Overigens is het standaard bagagevolume van 390 liter al toereikend. Het is natuurlijk nog wachten op de 2 Serie Cabrio, maar het grote glazen schuifdak (1.250 euro) zorgt ook voor de nodige verkoeling en verlichting van het interieur.

Geavanceerde multimedia maakt het rijgenot compleet, met een 8,8 inch breedbeeld scherm dat middels de laatste generatie iDrive te bedienen is vanaf de middenconsole (standaard op de High Executive). Deze geeft onder meer toegang tot navigatiekaarten met 3D- en satellietweergaves, maar bijvoorbeeld ook het twaalf speakers tellende Harman Kardon (843 euro) audiosysteem – een lust voor oog en oor. Voor nog meer luisterplezier bestel je Online Entertainment (399 euro), wat toegang geeft tot een muziekdatabase met 12 miljoen nummers – een soort Spotify voor in de auto dus. Op de ronde draaiknop kun je nu ook met je vingers letters schrijven. De afwerking en het materiaalgebruik in het interieur zijn verder van onbesproken kwaliteit, de premium prijs is overal terug te zien. De totaalprijs van al dat moois is wel even slikken: 56.341 euro is een boel geld voor zo’n compacte coupé.

Minder bijtellen of doorsparen

Voor krap 3.000 euro meer koop je namelijk ook een ‘kale’ M235i met 326 pk, die in de basis al veel meer sensatie en rijplezier biedt. Deze 220i Coupé is een heerlijke auto, maar nog niet de dynamische rijmachine waar ik op hoopte. Je koopt ‘m meer voor z’n looks en aankleding, want daarin blinkt ‘ie zeker uit. Een welgemeend advies aan de leaserijder: neem de 218d of 220d met 20 procent bijtelling. Je hebt dan een fijne kilometervreter die als een auto uit een hogere klasse rijdt. Voor die lage bijtelling zit je wel aan een automaat vast, maar dat werkt enkel comfortverhogend. De bijbehorende 16 inch wielen laat je natuurlijk achteraf vervangen, want het oog wil ook wat. Spelen bijtelling en leasebudgetten geen rol en wil je het ultieme scheurijzer: spaar dan door voor de sensationele M235i. Deze 220i Coupé is leuk, legendarisch is ‘ie niet.