Na een jarenlange juridische procedure hebben BMW Nederland en RAI Vereniging aan het langste eind getrokken in de zaak over de BPM-heffing bij de inbouw van accessoires op nieuwe auto’s. De Hoge Raad verwierp de uitspraak van het Amsterdamse Gerechtshof dat de aanslagen op een redelijke manier waren berekend door uit te gaan van een steekproef en een extrapolatie van de verkregen gegevens.

De uitspraak betreft auto’s waarbij na controle blijkt dat er te weinig BPM is betaald op accessoires die voor het op kenteken zetten van de auto zijn gemonteerd. Volgens de Hoge Raad wordt de naheffing op dit moment ten onrechte verhaald op de importeur. De belastingdienst moet dit per kentekenhouder controleren en het verschil naheffen en mag niet uitgaan van een steekproef.

“Voor een naheffingsaanslag die niet is te herleiden tot een dergelijke constatering is in het heffingsstelsel van de Wet BPM, voor zover daarbij een rol is toegedacht aan de importeur, geen plaats”, aldus de Hoge Raad. “Het Hof heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat de Inspecteur de naheffingsaanslag mocht berekenen op grond van een extrapolatie van de resultaten van de steekproef, nu in zoverre de naheffingsaanslag niet aan die eis voldoet.”