Een jaar geleden kondigden PSA Peugeot Citroën en General Motors hun wederzijdse samenwerkingsplannen aan. GM zou 7 procent aandeel nemen in het financieel geplaagde Franse familiebedrijf en samen met het eveneens noodlijdende Opel nieuwe producten ontwikkelen. Om kosten te besparen. Maar hoe?

Het antwoord op die vraag liet erg lang op zich wachten. Kennelijk wist niemand vanuit welke positie de twee bedrijven elkaar konden aanvullen en wie de leiding in het samenspel kon en mocht nemen. Gebaseerd op de omvang van beide concerns c.q. merken zou je verwachten dat PSA Peugeot Citroën – goed voor een wereldwijde productie en verkoop van 3 miljoen auto’s – de overhand zou krijgen want Opel (onderdeel van General Motors) had net gemeld de jaarlijkse productie terug te schroeven tot 800.000 voor vrijwel uitsluitend Europese afzetmarkten.

Maar wat zou het machtige GM (want glorieus herrezen uit een faillissement) op basis van alleen dat soort getalsverhoudingen willen prijsgeven in het noodzakelijke samenwerkingverband? Terwijl linkse, Franse politici de familie Peugeot beschuldigden voor alles wat ze maar voor de mond kwam en vakbonden in zowel Frankrijk als Duitsland de noodzakelijke sluiting van fabrieken tegenhielden, slepen slimme Franse strategen achter de schermen hun messen.

Slimme Franse strategen slepen achter de schermen hun messen

Het resultaat werd een dag of tien geleden bekend. PSA, dat inmiddels de meeste noodzakelijke kostenbesparende operaties in gang heeft gezet en zelfs tafelzilver – waaronder het hoofdkantoor in Parijs en delen van logistiek bedrijf Gefco – verkocht, zou alle technologie voor toekomstige Opel-modellen inbrengen in het samenwerkingspact. Wat zoveel betekent dat toekomstige Opels op PSA-platformtechniek zullen worden gebaseerd en Opel ook PSA-motoren - diesels en kleine driecilinder benzinemotoren – gaat gebruiken. Men was er dus uit, het werk kon beginnen.

Ik heb echter nog nergens gelezen hoezeer die keus van PSA en GM/Opel een veel grotere strategische waarde heeft voor de toekomst van beide merken dan alleen een jaarlijkse kostenbesparing van 1,5 miljard euro. PSA heeft zojuist bekend gemaakt dat het in de toekomst slechts twee modulaire platforms gebruikt: een voor kleine en compacte modellen en een voor de zogenaamde C- en D-segment auto’s. De nieuwe Citroën C4 Picasso en Peugeot 308 (komen later dit jaar) zijn niet alleen de eerste modellen die daarvan gebruik maken, ook een toekomstige Opel Zafira krijgt dit onderstel. En in dit samenwerkingsverband zullen de opvolgers van de C3 Picasso en Opel Meriva op het nieuwe, kleine PSA-platform staan. Waarbij de technische ontwikkeling van die gemeenschappelijke onderstelconcepten in zowel Parijs als Rüsselsheim zal plaatsvinden volgens een nader uit te werken plan.

PSA en General Motors

Wat is nu de moraal van dit verhaal? Dat PSA een strategische zet heeft gedaan die General Motors bevrijdt van een juridische last om in de toekomst afscheid te kunnen nemen van Opel. Het Amerikaanse concern hield elke overname van een divisie - Saab aan de Chinezen en Opel aan Magna Steyr – in het  verleden tegen omdat ze vreesden het technische copyright daarmee te verspelen. Maar als Opel in de toekomst technisch op de Franse PSA-technologie leunt, maakt dat voor GM de weg vrij voor een verdere verzelfstandiging of zelfs verkoop van Opel. Aan PSA Peugeot Citroën, zoals geruchten ons al maanden willen doen geloven…

Over Wim Oude Weernink

Wim Oude Weernink is al 45 jaar autojournalist en heeft in die hoedanigheid alle autofabrieken van binnen gezien, vele ‘captains of industry’ gesproken en ontelbaar veel auto’s gereden. Daarmee is hij een van de meest ervaren en best geïnformeerde autojournalisten van Nederland. Hij schrijft naast columns voor Autokopen.nl artikelen voor Autovisie en vakblad AfterSales en is wekelijks te horen bij Vara’s GidsFM op Radio 1.